Pagina's

literatuurgeschiedenis 16e eeuw

 


geschiedenis

Rond het jaar 500 was het (West)Romeinse rijk ingenomen door de Germanen. Het Oostromeinse rijk, met als hoofdstad Constantinopel bleef echter bestaan, tot het rond 1450 ingenomen werd door de Turken. Veel geleerden vluchtten naar Italië en namen hun kennis van de klassieke cultuur mee. Zo werd in Italië de klassieke cultuur herboren. Een ander woord voor wedergeboorte is Renaissance.

Geleerden gingen weer Griekse en Latijnse teksten bestuderen en kwamen zo in aanraking met de ideeën uit de klassieke beschaving. Het centraal stellen van de mens met zijn onbeperkte mogelijkheden, dat zo kenmerkend was voor de klassieke beschaving, werd de kern van het humanisme, dat onverbrekelijk met de Renaissance is verbonden. De mens kreeg vertrouwen in zijn eigen mogelijkheden, ging zich verzetten tegen autoriteit. Gehoorzaamheid, dogmatisch en verstard denken moesten plaats maken voor vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. De uitvinding van de boekdrukkunst maakt het mogelijk al deze nieuwe ideeën snel te verspreiden. Zo ontstaat in de betere kringen het beeld van de ideale mens, de uomo universale. Dat is iemand, die belangstelling heeft voor studie, kunst, opvoeding, sport, flink wat geld verdient, een goed christen is en veel doet voor zijn stad.

De Renaissancemensen waren gelovige christenen en deden veel aan liefdadigheid, maar meer dan in de middeleeuwen durfden ze kritiek te uiten op de kerk. Uiteindelijk leidde deze kritische houding tot de hervorming of reformatie die begon in Duitsland. In Frankrijk mondt de strijd tussen de katholieken en de hervormers (Calvijn) uit in een burgeroorlog.

In de Renaissance gingen de mensen anders denken over geld verdienen. Het was niet langer minderwaardig om rijk te worden door middel van handel. Deze kapitalistische mentaliteit leidde ertoe dat er een grote internationale handel ontstond.

Officieel stond het noordelijke deel van Italië onder het gezag van de Duitse keizer. Maar de machtige Italiaanse steden trokken zich niets van hem aan. In de steden waren de rijke families de baas. De steden voerden onderling vaak oorlog om hun macht en rijkdom uit te breiden. In 1494 riep Milaan de hulp in van de Franse koning in de strijd tegen de andere Italiaanse steden. Zo kreeg eerst Frankrijk en daarna vooral Spanje steeds meer macht over Italië en kwamen zij in contact met de ideeën van de Renaissance.


Franse Literatuur

In de Middeleeuwen sprak en schreef iedereen in Frankrijk in zijn eigen dialect. Nu Frankrijk een sterke koning heeft, François I, en de graven en hertogen steeds minder machtig worden, wordt iedereen verplicht in het dialect van de koning, het Frans, te schrijven. De uitvinding van de boekdrukkunst maakt de eenwording van de taal mogelijk.

Op zijn veldtochten door Italië maakte François I kennis met de ideeën van de Renaissance. Geïnspireerd door de klassieke schrijvers stelden de humanisten de mens met zijn onbeperkte mogelijkheden centraal. De voornaamste literaire genres van het antieke Rome komen weer tot bloei: het heldendicht (epos), het herdersdicht, de tragedie, de komedie en het lofdicht (ode). De literatuur is gebonden aan strakke regels, die ontleend zijn aan de retorica.

Hielden de humanisten zich aanvankelijk alleen met de klassieke talen bezig, halverwege de eeuw krijgen ze belangstelling voor het Frans. De dichters Ronsard en Du Bellay vormen met nog 5 andere dichters la Pléiade. Joachim du Bellay schrijft een manifest, La Défense et l'Illustration de la langue Française (= de verdediging van het Frans tegen het Latijn en de verrijking van de taal met nieuwe woorden en nieuwe dichtvormen), waarin hij hun ambitieuze programma formuleert.  In navolging van Petrarca (1304 – 1374) adopteren zij een nieuwe dichtvorm: het sonnet. Het woord sonnet komt van het Italiaans "sonare" (=klinken), vandaar dat deze dichtvorm wel clinckdicht of tuyter werd genoemd.

Het sonnet bestaat uit twee kwatrijnen (samen het octaaf) en twee terzetten (samen het sextet). Het oorspronkelijke rijmschema was: abba abba cdc dcd, maar al gauw ontstonden allerlei variaties. Octaaf en sextet staan in een zekere verhouding tot elkaar: zij kunnen een tegenstelling vormen, het octaaf kan in beeldspraak geven wat het sextet direct uitdrukt, het sextet kan de conclusie vormen op het in het octaaf gezegde, enz. Deze tegenstelling, overgang e.d. noemt men de volta of chute (wending, val).

Een aantal specifieke kenmerken keert steeds weer terug:
·         de geliefde heeft haren als goud, lippen als rozen, tanden als parels, vlammende ogen en een adem als het zoetste parfum
·         natuurbeschrijvingen
·         verwijzingen naar de klassieke wereld
·         carpe diem

Naast de dichters van de Pleiade neemt François Rabelais een belangrijke plaats in in de literatuur van de Renaissance. Zijn satirische verhalen over de reuzen Pantagruel en Gargantua vinden hun oorsprong in de bekende ridder- en avonturenverhalen uit de middeleeuwen.

Nieuw in de Renaissance is het essay: een opstel in proza waarin de schrijver zijn mening, ideeen of reactie geeft. Meestal gaat het over een politiek, filosofisch of godsdienstig onderwerp. Het genre dankt zijn naam aan de Franse schrijver Michel de Montaigne, die zijn opstellen Essais noemde.