geschiedenis
Rond het jaar 500 stortte het Romeinse Rijk ineen.
Germaanse troepen vielen Europa binnen en verwoestten de klassieke beschaving.
Zo'n duizend jaar later kreeg men weer belangstelling voor de klassieke
beschaving en ging men de Griekse en Romeinse schrijvers weer bestuderen. Deze
wedergeboorte van de klassieke beschaving wordt Renaissance genoemd. De duizend
jaar daar tussenin (500-1500) werden door mensen in de Renaissance gezien als
een duistere periode zonder enige beschaving: de "Middeleeuwen".
De middeleeuwse maatschappij bestond uit drie ordes:
- de boeren: heren en horigen
- de adel: heeft grond van koning in leen
(leenstelsel)
- de geestelijkheid: zijn enigen die kunnen lezen en
schrijven; monnikenorden
In de loop van de twaalfde eeuw (1100-1200) trok
driemaal een groot leger op kruistocht naar Jeruzalem. De ridders hadden een
rood kruis op hun kleding genaaid, als teken van hun "heilige"
missie.
Vanaf 711 beheersten de Arabieren een deel van Spanje.
Ze drongen zelfs tot diep in Frankrijk door, maar werden daar in 732 verslagen.
Uiteindelijk slaagden de christenen er in 1492 in de Arabieren te verslaan: de
reconquista, de herovering, was gelukt.
verenigingen van mensen met hetzelfde ambacht
(kleermaker, bakker, schoenmaker, slager enz.).
Europa werd in de veertiende en vijftiende eeuw geteisterd door de pest. De artsen ontdekten door zelf te snijden in lijken, hoe het menselijk lichaam in elkaar zit, maar middelen tegen vreselijke ziektes als de pest, tyfus en malaria, hadden ze nog niet.
Franse literatuur
In Frankrijk sprak men in de Middeleeuwen Romaans (in
het Frans "roman"): een mengsel van Latijn, Keltisch of Gallisch en
Germaans. Maar iedere streek had zijn eigen dialect, want het land was verdeeld
in veel hertogdommen en graafschappen. De mensen voelden zich Bourgondiër of
Aquitaniër en hadden niet zoveel met de koning in Parijs te maken. Pas met de
uitvinding van de boekdrukkunst (1450) werd een eenwording van de taal
mogelijk: het français moderne.
9E EEUW: HEILIGENLEVENS
Verschillende koningshuizen volgen elkaar op: de
Merovingers, de Carolingers en de Capetingers. Een van de belangrijkste
koningen was Karel de Grote (Charlemagne). Zijn rijk strekte zich uit
over wat nu Frankrijk, Nederland, Duitsland en een deel van Italië is
(768-814). Hij stichtte veel kloosterscholen en –bibliotheken waar klassieke
Latijnse teksten gekopieerd en bewaard werden. We spreken daarom wel van de
Karolingische Renaissance.
Alleen een deel van de geestelijkheid kon lezen en
schrijven. Dit verklaart waarom veel van de oudst bewaarde teksten
beschrijvingen van heiligenlevens zijn.
11E EEUW: CHANSON DE GESTE
De Arabieren (Moren / Saracenen) hadden vanuit
Noord-Afrika Spanje veroverd en wilden van daaruit Frankrijk binnenvallen.
Charlemagne trok met een groot ridderleger op naar Spanje. Hoe zijn achterhoede
op de terugtocht door de Pyreneeën overvallen werd door de Saracenen en hoe
ridder Roland daarbij het leven liet werd twee eeuwen later prachtig beschreven
in het Chanson de Roland. Dit is een zogenaamd chanson de geste, een
gedicht in verzen waarin de dappere daden van de ridders bezongen worden. Zo'n
heldendicht heet met een algemene naam ook wel een episch gedicht.
12E EEUW: HOOFSE LITERATUUR
Tussen 1095 en 1291 trok de christenheid acht maal ten
strijde tegen de heidenen om het Heilig Land te heroveren. De kruisridders
kwamen zelf heel wat beschaafder terug, want kunst en wetenschap stonden in de
Arabische wereld op heel wat hoger peil dan in West-Europa. In de
Arabische poëzie werd bijvoorbeeld de vrouw verheerlijkt. Zo ontwikkelt zich na
de kruistochten de hoofse maatschappij (la civilisation courtoise) waarin een
ridder niet meer alleen gevechten wint, maar zich ook bekommert om de liefde
van een vrouw en haar vraagt zijn liefde op de proef te stellen. Deze
"hoofse liefde" vind je in deze tijd terug in de poezie van de
troubadours en trouvères en in de eerste romans (=verhaal in de volkstaal) over
de ridders van koning Arthur, bijvoorbeeld.
13E EEUW: BURGERLIJKE LITERATUUR
In de 13e eeuw worden de steden, en daarmee de burgers
belangrijk. De idealen bezongen in de chansons de geste en de hoofse literatuur
zeggen hen niets. Zij hebben behoefte aan informatie, onderricht en vermaak. Zo
worden in de Roman de Renard, waarin dieren de rol van mensen spelen, de
adel en de geestelijkheid belachelijk gemaakt.
14E EN 15E EEUW: HOOGTEPUNT IN DE
POEZIE
Van 1337 tot 1453 is Frankrijk in oorlog geweest met
Engeland. Het land was zo goed als geruïneerd. Uiteindelijk heeft een
boerenmeisje van 17 jaar dat stemmen van engelen hoorde, Jeanne d’Arc, het tij
ten gunste van de Fransen doen keren. Maar in de literatuur bloeide de
poëzie. Zo schreef Charles d'Orléans, een van belangrijkste Franse
legeraanvoerders, veel balladen. In dezelfde tijd leefde François Villon. Hij
kwam uit een arme familie en een priester zorgde voor zijn opleiding. Maar
François wilde niet erg deugen. Vanwege zijn misdaden (diefstal, vechtpartijen
en moord) moest hij Parijs ontvluchten. Hij werd toch gevangengenomen en
veroordeeld tot de galg.
THEATER
De taal van de kerk in de Middeleeuwen was het
Latijn. Veel mensen begrepen dat niet meer zo goed, aangezien de Franse taal
steeds verder van het Latijn af kwam te staan. Daarom werden Bijbelverhalen
vaak uitgebeeld vóór in de kerk. Een klein probleem gaf het als de duivel
opgevoerd moest worden. Die mocht namelijk niet in de kerk komen. Daarom werden
de voorstellingen naar het kerkplein verplaatst. Dit was het begin van het toneel.
De eerste toneelstukken waren dus geïnspireerd op Bijbelverhalen. We spreken
dan van geestelijk toneel. Omdat die spelen zo lang duurden, begon men als
afleiding tussen de bedrijven door wat luchtiger stukken te spelen. Zo ontstond
het wereldlijk toneel: stukken die niets met het geloof te maken hadden. In het
wereldlijk toneel is een onderscheid te maken in komische stukken en serieuze
stukken waaruit de toeschouwer een les kon leren.